Sonnet 73 is een van de meest geliefde en besproken sonnetten van William Shakespeare. Het gedicht is een indringende meditatie over ouderdom, sterfelijkheid en de kracht van liefde. In de traditionele Engelse sonnetvorm — drie kwatrijnen gevolgd door een afsluitend distichon — bouwt Shakespeare met drie sterke metaforen een beeld op van een spreker die zijn naderende einde onder ogen ziet.
Herfst is bij uitstek het seizoen waarin de mens dichter bij zichzelf komt te staan. De lucht wordt koeler, de dagen korter, het licht zachter. De natuur trekt zich terug en het landschap raakt gevuld met beelden van verlies: vallende bladeren, lege takken, stilvallende vogels. Het is daarom niet vreemd dat veel mensen in de herfst een melancholische gevoeligheid ervaren — een neiging tot reflectie, herinnering en innerlijke verdieping.
Het sonnet opent met de vergelijking tussen de spreker en de late herfst: "That time of year thou mayst in me behold." Dit "jaargetij" verwijst niet slechts naar de kalender, maar naar een psychologische toestand die veel mensen herkennen. De geel geworden bladeren, "of geen, of enkele", roepen het gevoel op dat de levenskracht is afgenomen; dat wat ooit vol was nu leeg begint te worden. Dit beeld weerspiegelt de manier waarop de herfst inwerkt op de menselijke geest: als een periode van aftakeling, maar ook van schoonheid, waarin men rustiger, bedachtzamer en emotioneler wordt. De "bare ruin’d choirs", de kale takken vergeleken met verlaten koorbanken, versterken dit gevoel van verlies — maar het is een verlies dat niet uitsluitend somber is; het is de zachte, contemplatieve melancholie die het seizoen kenmerkt.
Wanneer Shakespeare in de tweede strofe overschakelt van herfst naar schemering, verdiept hij deze gemoedstoestand verder. De schemering is het moment waarop de dag zich terugtrekt, waarop het licht zich langzaam laat opslokken door de nacht. Ook dit beeld sluit naadloos aan bij menselijke emoties in de herfst: de wereld wordt donkerder, en dat donker nodigt uit tot introspectie. Mensen ervaren in deze periode vaak een daling van energie, een neiging tot afsluiten en tot nadenken over het voorbijgaan van de tijd. In het sonnet wordt deze verminderde vitaliteit scherp voelbaar in het besef dat de "black night" onvermijdelijk nadert, voorgesteld als "death's second self". Hier krijgt de herfst een existentiële dimensie: niet alleen de natuur trekt zich terug, maar ook de spreker keert in zichzelf, met een groeiend bewustzijn van zijn eigen eindigheid.
Het derde beeld — het smeulende vuur dat op de as van zijn jeugd ligt — vormt misschien wel de meest intieme metafoor. De herfst mag dan melancholie oproepen, maar ze maakt ook ruimte voor warmte, stilte en geborgenheid. Veel mensen zoeken in dit seizoen juist de nabijheid van anderen: het verlangen naar warmte wordt zowel letterlijk als figuurlijk sterker. Shakespeare verwoordt dit op subtiele wijze in zijn vuurmetafoor. Dat laatste beetje gloed, dat rood omrand smeulen, is zowel broos als intens. Het is het moment waarop warmte kostbaarder wordt omdat ze schaars is. Het vuur dat uitdooft weerspiegelt niet alleen de naderende dood, maar ook de gevoeligheid die ontstaat wanneer het einde zichtbaar wordt.
In het afsluitende distichon maakt Shakespeare vervolgens de psychologische werking van deze beelden expliciet. Het besef van eindigheid — die typische, herfstachtige gevoeligheid — maakt de liefde van de geliefde "more strong". De herfst van de spreker wekt een soort emotionele scherpte op, niet alleen bij hemzelf, maar ook bij degene die hem liefheeft. Sterfelijkheid verdiept liefde; de wetenschap dat iets verloren zal gaan, maakt het intenser. Dit is dezelfde ervaring die veel mensen hebben wanneer de natuur zich terugtrekt: men gaat meer waarderen wat nog aanwezig is. De warmte van een kamer, het licht van een kaars, het gesprek met iemand dichtbij — alles krijgt een grotere betekenis.
In de video hieronder wordt Sonnet 73 voorgedragen door de beroemde Shakespeare actrice Judi Dench.
